INLEIDENDE OEFENING                            6 ABK (opdracht 01)

Pieter De Bruyne – DUBBELE STOEL

 

PIETER DE BRUYNE (1931-1987)

 

Pionier van het postmoderne

 

Voor de huidige generatie ontwerpers en architecten, alsook voor het brede publiek, is Pieter De Bruyne wellicht onbekend. Dat hij een kundigheid en een drijfveer had, die de doorsnee ontwerper, ook op internationaal niveau, ruim overstijgt in ontwerpen, denken en onderzoeken, vermoedt men vaak evenmin. Sommigen kennen slechts enkele van zijn meubelontwerpen uit de jaren 1970. Niettemin blijft hij voor velen, vermoedelijk door zijn wat controversiële ontwerpbenadering en non-conformistische creaties, tot op heden een ondoorgrondelijk en wat ontoegankelijk personage.

 

De Bruyne wordt getypeerd vanuit de tijdsgeest waarin hij opereerde: startend in een naoorlogse periode waarin economische groei en zin voor productie aan de orde waren tot de jaren 1980 met het postmoderne denken als onderlegger en waarbij een kritisch pluralisme de boventoon haalde. De ontwerpen van De Bruyne getuigen van een ongewone methodiek en ontwerppraktijk, die zich duidelijk onderscheidde van de vigerende architectuur- en designcultuur. Het verlangen naar puurheid, authenticiteit en betekenis deelde hij wel met vele tijdgenoten, maar zijn idealen verwezenlijken bleef voor hem een eenzame en compromisloze zoektocht.

Terugblikkend op zijn oeuvre tekent zich een ononderbroken verhaal af van een ontwerper die op geen enkel ogenblik twijfelt aan zijn beweegredenen. De kern van zijn bezigheid lag in het zoeken naar de essentie der dingen. Het ontwerp was het doel en het middel ertoe. Elk ontwerp, meubel of interieur was een stapsteen die hem verder bracht in een razend snelle en hoogst opzienbarende ontwikkeling van de vormentaal.

Het meest ongewone van de ontwerppraktijk van De Bruyne was zijn bijzondere aandacht voor een aantal dimensies die in de architectuurpraktijk en -discours in de periode 1960-1980 aan het wegebben waren.

 

Een eerste dimensie omvat de verhouding tot de geschiedenis. Tegen een toenmalig heersende negatieve houding voor historische typologieën en vormen plaatste hij een opvatting over het ontwerp als het verwerken en ontwikkelen van de kennis verworven door studie van het architectuur- en kunsthistorische verleden: innovatie op basis van traditie.

Symboliek vormde een tweede belangrijke dimensie van zijn ontwerpmethodiek. Hij was ervan overtuigd dat het ontbreken van een symbolische dimensie een afstand schiep tussen de gebruiker en de architectuur. Het opnieuw creëren van een verbondenheid tussen beide door middel van symboliek was een van zijn belangrijke doelstellingen. Kleur, vorm, licht, ruimtelijkheid, tegenstelling, reminiscentie, secreet… zijn tegelijkertijd de optiek en de materie waarmee hij deze symbolische dimensie trachtte te introduceren in zijn meubels.

Een derde dimensie waarmee hij het verschil maakt tegenover zijn tijdgenoten was zijn bijzondere aandacht voor het materiaal en het ambacht, het ‘maken’. De wisselwerking tussen het concept en het maken was primordiaal. Ontwerpen betekende voortdurend de confrontatie aangaan met het vervaardigen en zo het ontwerp ontwikkelen en optimaliseren. De meeste meubels en interieurs werden dan ook op ambachtelijke wijze geconstrueerd. De mogelijkheid om beroep te doen op de vakkennis en het atelier van zijn vader, Emiel De Bruyne, heeft ongetwijfeld een bepalende rol gespeeld op de werkcondities en de artistieke ontplooiing van Pieter.

 

Het resultaat was een totaalbenadering, die alle schaalniveaus van de architectuur omvatte. Opmerkelijk is wel dat het meubel van begin tot einde van zijn carrière doorgaans het vertrekpunt was voor zijn zoeken, dat zich binnen het spanningsveld mens, interieur en gebouw ontplooide. Het is dit ontwerpend onderzoek dat in al zijn zin voor wetenschappelijkheid een weerslag krijgt doorheen wel gekozen verhaallijnen. Vele meubels bezitten ‘secreten’, zij het geheime bergingen of niet verklaarde verwijzingen. Hierdoor bezitten ze een eigen autonomie en verkrijgen ze een autobiografisch karakter.

 

Eén van die secreten zit verweven met de ‘Egyptische studie’. De Bruyne heeft nooit het door hem verkondigd geheim kunnen publiceren, enkel is er een hint die hij aan de filosoof Jan Wüst op het einde van zijn leven meedeelde, namelijk dat het geheel van de proporties vervat zit in de ‘scarabee’, voor de Egyptenaren het meest betekenisvolle dier met alle connotaties tegenover goddelijkheid en perfectie.

Het was deze zin voor perfectie, harmonie en schoonheid, die zijn ganse leven bepaalde maar ook op het einde van zijn leven resulteerde in een zelfbevraging: of het nog enige zin had om met schoonheid bezig te zijn gezien de toenemende vernielzucht en teloorgang van maatschappelijke en culturele waarden.

 

Eva Storgaard & Christian Kieckens

 

 

 

 

Gegevens

Afmetingen: af te leiden uit verhoudingen en standaard afmetingen van stoelen.

 

Opdracht:

Teken bovenaanzicht, voor – en zijaanzichten en isometrie.

Maak een zeer afwerkte maquette.

 

timing

Alles inleveren laatste les september 2012.